Wat is de betekenis van toertje?

2024-04-20
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

toertje

(1989) (muz.) tournee. • (Jaap van Eik: Twee Marshall Torens en alles op 10. 1989) p. 22

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

toertje

toertje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord toer

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Toertje

zie ald.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

toertje

('toertjә) o. (-s) vklw. van ➝ toer.

2024-04-20
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Toertje

Toertje, (B. *-N), o. (-s), kleine toer (in alle bet.; zie TOER.).