Wat is de betekenis van toegaan?

toegaan - Werkwoord 1. sluiten, dichtgaan ♢ De poort van de school ging om 9 uur toe.

toegaan - onregelmatig werkwoord uitspraak: toe-gaan 1. iets dat plaatsvindt ♢ het gaat er vreemd aan toe 2. gesloten worden ♢ als het donker wordt, gaan alle luiken toe Onregelmatig...

toegegaan, sluit; gebeur.

v., tagean, omhear, omwei, om en ta gean; het gaat er vreemd toe, it skuort der mâl troch, it strûpt, brûsket der nuver troch; het gaat bij hem vreemd toe, it skaeit der nuver mei him hinne; het gaat er onordelijk toe, it prûst, strûpt der raer hinne; het gaat wild toe, it giet der om...

...

(ging toe, is toegegaan), 1. (veroud.) in een zekere richting gaan, ergens heen gaan: laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade (Hebr. 4 : 16); 2. (viss.) het net uitzetten; 3. in zijn werk gaan, plaats hebben, gebeuren: hij let of alles behoorlijk toegaat in huis; zo gaat het in de wereld toe, zo is de loop der...

ging toe, i. toegegaan (1 dichtgaan, 2 gebeuren, voorvallen): 1. het raam is door de wind toegegaan; 2. het is er vreemd toegegaan, er zijn vreemde dingen gebeurd.

('toe) (ging toe, is toegegaan) 1. Veroud. in een zekere richting gaan, ergens heengaan. 2. dichtgaan, gesloten worden : de deur is door de wind toegegaan. 3. toevriezen : de rivier is toegegaan. 4. gebeuren : zo gaat het in de wereld toe; het gaat daar vreemd toe !

(ging toe, is toegegaan), 1. plaatshebben, gebeuren: het gaat er vreemd toe, er gebeuren vreemde dingen; 2. gesloten worden, dichtvallen: het venster wil niet toegaan. ik kan het niet sluiten.