Wat is de betekenis van timmerwerk?

2024-04-30
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

timmerwerk

timmerwerk - zelfstandig naamwoord uitspraak: tim-mer-werk 1. wat door timmeren gemaakt is ♢ deze boomhut is een knap staaltje timmerwerk 2. het timmeren ♢ van timmerwerk word je behoorlijk moe...

2024-04-30
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Timmerwerk

s.n., timmerderij, timmeraezje.

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Timmerwerk

o., 1. (coll.) wat door timmeren tot stand komt: machinaal timmerwerk; 2. de bezigheid van timmeren: hij heeft plezier in timmerwerk.

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

timmerwerk

o. (werk voor of van den timmerman).

2024-04-30
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Timmerwerk

Constructie-werk in hout, waarbij voor de verbindingen gebruik wordt gemaakt van staafvormige hulpmiddelen (houten pennen, draadnagels en spijkers, ook bouten en schroeven). Het timmeren is wellicht het meest gangbare handwerk geweest, toegepast bij het bouwen en inrichten van huizen, voor het maken van vele werktuigen en grovere meubelen, voor het...

2024-04-30
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)