Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-10-2019

Timmerwerk

betekenis & definitie

Constructie-werk in hout, waarbij voor de verbindingen gebruik wordt gemaakt van staafvormige hulpmiddelen (houten pennen, draadnagels en spijkers, ook bouten en schroeven). Het timmeren is wellicht het meest gangbare handwerk geweest, toegepast bij het bouwen en inrichten van huizen, voor het maken van vele werktuigen en grovere meubelen, voor het bouwen van schepen, enz. enz. Het vak eischte een groote vaardigheid en een grondige kennis van het materiaal hout. Ernstig rekening moet worden gehouden met de eigenschappen daarvan (krimpen en zwellen, krom trekken, onder invloed van de vochtigheid der omringende lucht; zie art. → Houtverbindingen).

De toe te passen bewerkingen worden onderscheiden in die, waarbij de onderdeelen worden gevormd (vnl. met de zaag en den beitel, soms ook met de bijl), die, waarbij ze worden afgewerkt (vnl. met de schaaf, of met den beitel, soms ook met den dissel) en die waarbij ze worden samengevoegd en onderling verbonden (houten pennen, draadnagels, schroeven enz. ingedreven met den hamer, schroevendraaier, enz.). Door de opkomst van de machinale productie en den achteruitgang in de kwaliteit van het hout is de waarde van het t. tegenwoordig sterk achteruit gegaan. v. Embden.

< >