Wat is de betekenis van Timer?

2025-07-15
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

timer

(zelfstandig naamwoord) [alg.] tijdteller, schakelklok, tijdklok; zelfontspanner - Met een tijdklok maak je van je radio een wekkerradio. - Met een zelfontspanner kan de fotograaf zichzelf met hele groep fotograferen.

2025-07-15
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

timer

(1994) (< Sranantongo) (straattaal) wachten. Zie ook: timma*. • Een ander woord dat in het Sranantongo, de Surinaamse taal, nog niet zo lang wordt gebruikt, is timer, kennelijk afgeleid van het bedieningspaneel van een videorecorder. Het betekent 'wacht!' of 'stop!' (Het Parool, 29/10/1994) • Timer, wachten. (Jan Berns m.m.v. Jolanda...

2025-07-15
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

timer

timer - Zelfstandignaamwoord 1. klok (in computers en andere electronische apparatuur) In iedere computer zit een timer die bepaalt hoe snel de berekeningen worden uitgevoerd. 2. wekker Voor je gaat bakken moet je de timer van de over op 60 minuten zetten...

2025-07-15
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

timer

timer - zelfstandig naamwoord uitspraak: tai-mer 1. schakelaar die je op een bepaalde tijd kunt instellen ♢ een timer schakelt om acht uur het koffieapparaat in Zelfstandig naamwoord: tai-mer de timer ...

2025-07-15
Videofilmen: termen en begrippen

Emanuel Damsteeg (1992)

Timer

Schakelklok in de videorecorder waarmee tv-programma's automatisch op vooraf ingesteide tijdstippen kunnen worden opgenomen.

2025-07-15
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

timer

tijdopnemer.

2025-07-15
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)