Wat is de betekenis van Tijdlang?

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tijdlang

alleen in de verb. een tijdlang, gedurende een zekere tijd: een tijdlang hadden ze in onmin geleefd.

2025-07-17
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Tijdlang

s.; een —, in tiidlang, in set, in hoart.

2025-07-17
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

tijdlang

bw. (steeds met een: gedurende enige tijd): de vrede was nu een tijdlang verzekerd.

2025-07-17
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Tijdlang

bw., alleen in de verbinding een tijdlang, gedurende een zekere tijd.

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Tijdlang

Tijdlang - (EEN —), gedurende eenigen tijd.

2025-07-17
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-17
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)