Wat is de betekenis van terugvallen?

terugvallen - Werkwoord 1. ergatief een bereikte hogere positie weer op moeten geven ♢ Hij was de glibberige rots een stukje opgeklommen maar hij gleed uit en viel terug. 2. ergatief figuurlijk een bereikte hogere positie weer op moeten geven ♢ Door dat opont...

terugvallen - onregelmatig werkwoord uitspraak: te-rug-val-len 1. weer vallen naar de plaats van waar het is opgeheven ♢ de klepel valt terug door zijn eigen gewicht 2. opnieuw in een toestand komen waar je juist uit gekomen was...

Terugvallen - snelheid moeten verminderen, achterstand oplopen. 'Zich laten terugvallen': geen kopwerk meer verrichten. Fr. lacher; Eng. to drop back.

terugvallen: achterstand oplopen; het tempo niet meer kunnen bijhouden, uit de groep lossen.

Snelheid moeten verminderen, achterstand oplopen. ‘Zich laten terugvallen’: geen kopwerk meer verrichten. Frans: lacher. Engels: to drop back. Stoppen, Gerrie, de kaarten zijn al geschud in deze koers. Laat je terugvallen. (Leo van de Ruit en Frans van Schoonderwalt: De Kneet. Entertainer op twee wielen. 2005)

(onov ww; viel terug; is teruggevallen) ï - zich, al dan niet uit een (kop)groep, terug laten zakken naar een achterrijdende groep, bv. omdat het (ontsnappings)tempo niet meer gevolgd of volgehouden kan worden, of meer naar de achterhoede van een groep renners gaan, bv. om geen kopwerk te hoe ven doen, om een achterblijver te helpen terugkomen of v...

(onov ww; viel terug; is teruggevallen) 1 SP - achteruitgaan in prestaties. • Eigenaardig is de grote schommeling die bij verspringen zo sterk tot uiting komt. Een springer, die de ene week een sprong van 7 m maakt en daarmede een wedstrijd wint, zien wij daarna terugvallen tot 6 m! (DOBBE) 2 LO - meer naar de achterhoede gaan, bv. om geen kopwerk...

(viel terug, is teruggevallen), 1. wederom vallen naar of op de plaats vanwaar iets of iem. is opgerezen: het terugvallen van de klepel wordt veroorzaakt door zijn eigen gewicht; — teruggekaatst worden: het licht dat van de muur terugvalt; — (fig.) op iem. terugvallen, gezegd van een verkeerde daad die de bedoelde persoon heeft verricht...

(viel terug, is teruggevallen) 1. weerkaatsen: het licht dat van de muur terugvalt. 2. neerkomen: die schande zal op u -.