Wat is de betekenis van Temet?

2024-04-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

temet

(16e eeuw) (inf.) bijna; haast. 'Jan is temet even groot als zijn vader.' • temet ~ bijna, 't Kind was temet verdronken. (De Taalgids. 1864) • Maar daar zit 't 'm juist, 'k ben heelegaar blut, en Riekie en me jonges kijke temet scheel van de honger. (M.J. Brusse: Landlooperij. 1906) • Temet. (Uitspr. tamèt.) Bijna. (J. De Vr...

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

temet

temet - Bijwoord 1. (verouderd) soms, zo nu en dan Indien gij er temet van mogt hooren. 2. (verouderd) zo dadelijk, weldra Synoniemen altemet

2024-04-28
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

temèt

(bw) mettertijd, dadelijk, haast WB.

2024-04-28
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

temet

(zie demet), 1. bijna, haast: Waar zat ie nou? ’t Was temet donker, HERMUS 15; 2. meteen: ‘Heb jij niet een hempie van Jaantje over de hand voor die stakkerd?’ ‘Waarentig wel en een mutsie ook. Ik zal ’t temet halen’, V. MAURIK9 111/112.

2024-04-28
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

temet

af en toe, soms; altemits.

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Temet

TEMETS', bw., (in N.-Xed. alleen in gemeenz. taal gebruikelijk) 1. soms, nu en dan: hij komt mij temet eens opzoeken; 2. langzamerhand, allengs : je moet nu temet naar een vrouw uitzien; 3. meteen, terstond, aanstonds, weldra: temet was ze er vandoor gegaan; 4. mogelijk, eventueel, wellicht, soms, misschien : hij mo...

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

temet

bw. (soms, nu en dan); zie altemet.

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

temet

[➝ altemet] bw. Sprkt. 1. soms, nu en dan. 2. misschien: hij mocht denken dat het waar was.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Temet

TEMETS, bw. (gew.) soms, nu en dan: hij komt mij temet eens opzoeken; soms, misschien : hij mocht temet denken, dat het waar was.