Wat is de betekenis van tekort?

2025-07-15
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tekort

I. bw., zie bij KORT (1). II. o. (-en), 1. hoeveelheid die aan een geldelijk bedrag ontbreekt door te grote uitgaven, door oneerlijkheid enz.: in de kas van de vereniging is een aanzienlijk tekort ontdekt; in verband daarmede is de penningmeester gearresteerd; een tekort dekken. 2. hoeveelheid die aan een voorraad of aan een reserve...

2025-07-15
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

tekort

tekort - Zelfstandignaamwoord 1. een ontbrekende hoeveelheid Er heerste een groot tekort aan graan. Woordherkomst samenstelling van te en kort Antoniemen teveel Verwante begrippen afwezigheid, deficit, gebrek, gemis, manco, mankement, nadelig saldo, tekortkoming

2025-07-15
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

tekort

tekort - zelfstandig naamwoord uitspraak: te-kort 1. wat er niet of te weinig is ♢ in dat gebied is een tekort aan water Zelfstandig naamwoord: te-kort het tekort de tekorten ...

2025-07-15
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

tekort

nadelige saldo.

2025-07-15
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Tekort

s.n., tokoart (it).

2025-07-15
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-15
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

tekort

1. o. tekorten (deficit; hetgeen tekort komt): een tekort van f 1000; een tekort dekken, d. i. aanvullen; 2. als bw.: iem. tekort doen, door hem ‘t zijne niet te geven; zich tekort doen, zelfmoord plegen; verg. kastekort.