Wat is de betekenis van Tegenlopen?

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Tegenlopen

v., tsjinrinne, -slagje, -tribelje : út 'e mik rinne; (wat het weer betreft) tsjinwierje.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tegenlopen

(liep tegen, is tegengelopen), 1. tegemoet lopen: hij is mij tegengelopen. 2. (zeew., van de wind) schralen, niet meer gunstig zijn: de wind loopt tegen, wordt voorlijk. 3. ongunstig voor iemand lopen, verkeerd gaan: alles liep mij tegen; het loopt me tegen, ik heb tegenspoed.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

tegenlopen

liep tegen, i. tegengelopen (1 tegemoet lopen; 2 ongunstig lopen inz. onpersoonlijk w.w. tegenspoed hebben, niet gelukken): 1. ik ben hem tegengelopen; 2. alles liep mij tegen.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

tegenlopen

('te:gən) (liep tegen, is tegengelopen) 1. tegemoet lopen. 2. ontmoeten. 3. ongunstig zijn : de wind loopt tegen. 4. slecht uitvallen : alles liep tegen.

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Tegenlopen

(liep tegen, is tegengelopen), 1. tegemoet lopen; 2. ongunstig voor iemand lopen, verkeerd gaan: alles liep mij tegen.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-29
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Gerelateerde zoekopdrachten