liep tegen, i. tegengelopen (1 tegemoet lopen; 2 ongunstig lopen inz. onpersoonlijk w.w. tegenspoed hebben, niet gelukken):
1. ik ben hem tegengelopen;
2. alles liep mij tegen.
Gepubliceerd op 11-11-2021
betekenis & definitie
liep tegen, i. tegengelopen (1 tegemoet lopen; 2 ongunstig lopen inz. onpersoonlijk w.w. tegenspoed hebben, niet gelukken):
1. ik ben hem tegengelopen;
2. alles liep mij tegen.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: