Wat is de betekenis van technieker?

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

technieker

technieker - Zelfstandignaamwoord 1. technicus 2. monteur Woordherkomst afgeleid van techniek met het achtervoegsel -er

2024-04-28
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

technieker

technicus De technieker die naar de motor aan het kijken was floot tussen zijn tanden, en dat trok de andere mannen naar daar. De olie droop uit alle hechtingen rond het motorblok, en die olie viel langzaam in de behuizing van de motor. (René Jean-Paul Dewil, De Blauwe Bloemen) In het Duits: 'Techniker'. Geen Algme...

2024-04-28
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

technieker

(de, -s) technicus, monteur. Philippe Doyen, die het bij Sabena van de kuisploeg tot technieker en lid van het Comité voor Veiligheid en Gezondheid schopte, is een dwarsligger. - LN, 27-08-2002.

2024-04-28
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

technieker

Technicus; ook: monteur (bijv. in een garage); - soms bep.: deskundige (zie Gazet v. Antw. 5/7/1977). Toen Horst zijn navigatiekaarten te voorschijn haalde uit de kofferruimte van de Mercedes, beval hij twee techniekers de Cessna in de loods te rijden, WALSCHAP 1975, 35. Gevr.: monteurs en technieker voor centrale verwarming, Cent...

2024-04-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-28
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)