technieker
technieker - Zelfstandignaamwoord 1. technicus 2. monteur Woordherkomst afgeleid van techniek met het achtervoegsel -er
Wiktionary (2019)
technieker - Zelfstandignaamwoord 1. technicus 2. monteur Woordherkomst afgeleid van techniek met het achtervoegsel -er
Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)
technicus De technieker die naar de motor aan het kijken was floot tussen zijn tanden, en dat trok de andere mannen naar daar. De olie droop uit alle hechtingen rond het motorblok, en die olie viel langzaam in de behuizing van de motor. (René Jean-Paul Dewil, De Blauwe Bloemen) In het Duits: 'Techniker'. Geen Algme...
Peter Bakema (2003)
(de, -s) technicus, monteur. Philippe Doyen, die het bij Sabena van de kuisploeg tot technieker en lid van het Comité voor Veiligheid en Gezondheid schopte, is een dwarsligger. - LN, 27-08-2002.
Walter De Clerck (1981)
Technicus; ook: monteur (bijv. in een garage); - soms bep.: deskundige (zie Gazet v. Antw. 5/7/1977). Toen Horst zijn navigatiekaarten te voorschijn haalde uit de kofferruimte van de Mercedes, beval hij twee techniekers de Cessna in de loods te rijden, WALSCHAP 1975, 35. Gevr.: monteurs en technieker voor centrale verwarming, Cent...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: