Wat is de betekenis van talrijk?

2024-10-04
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-10-04
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

talrijk

talrijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. groot in aantal Die vogelsoort is talrijker in Nederland dan in Groot-Brittannië. Woordherkomst samenstelling van tal(zelfstandig naamwoord) en rijk(bijvoeglijk naamwoord) Antoniemen schaars, dungezaaid, zeldzaam

2024-10-04
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

talrijk

talrijk - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: tal-rijk 1. grote hoeveelheid, groot aantal ♢ er hingen talrijke schilderijen aan de wand Bijvoeglijk naamwoord: tal-rijk ... is talrijker dan ... ...

2024-10-04
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Talrijk

adj. & adv., (man)machtich; niet —, min-, lytsmachtich; — genoeg zijn (om iets uit te voeren), de man wol machtich wêze.

2024-10-04
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-10-04
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Talrijk

bn. bw. (-er, -st), 1. (met betr. tot eenheden) velen in getal zijnde, een groot aantal vormende : in de talrijke zalen en kelders van het bankgebouw ; — bw.: talrijk vertegenwoordigd; 2. (met betr. tot een coll. begrip) vele eenheden bevattende: een talrijke menigte; een talrijke vloot; een talrijk huisgezin,...

2024-10-04
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

talrijk

bn., bw. (groot in aantal, vele eenheden tellende), een talrijke menigte, talrijk vertegenwoordigd.

2024-10-04
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

talrijk

('tal) bn. en bw. (-er, -st) veel in aantal.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-10-04
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Talrijk

bn. en bw. (-er, -st), 1. een groot aantal vormend; bw.: vertegenwoordigd; 2. vele eenheden bevattend: een huisgezin, waarin veel kinderen zijn.