Wat is de betekenis van taaltuinier?

2025-07-16
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

taaltuinier

(1938) iemand die een taalrubriek schrijft (in krant of tijdschrift), zoals destijds Maarten van Nierop. Soms ook pejoratief voor een muggenzifter of purist op taalgebied. • Wanneer tante Johanna boven-gememoreerd mij heur tuitmondje toesteekt om mij ter gelegenheid van mijn verjaardag bilabiaal te beclicken, deins ik onwillekeurig achteruit o...

2025-07-16
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

taaltuinier

(de, -s) taalzuiveraar, schrijver van taalrubriekjes. Onze taaltuinier, Eugène Berode, schrijft vandaag zijn laatste column. De redactie van De Standaard is hem dankbaar voor de meer dan duizend stukjes waarin hij ook onze teksten op de korrel nam. - DS, 24-02-2000.

2025-07-16
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

taaltuinier

Schrijver van taalrubriekjes; ook in pejor. zin: taalvitter, taalzifter; taalzuiveraar, purist Sommige mensen zien in een ‘taaltuinier’ uitsluitend een wieder van onkruid. Daarbij zijn ze geneigd, als onkruid te bestempelen alles wat in enigerlei opzicht van de overgeleverde regels der spraakkunst of van het zogenaamd beschaafd taalgebr...

2025-07-16
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Gerelateerde zoekopdrachten