Wat is de betekenis van Switch?

Switch is de wisseling van leverancier, shipper of meetverantwoordelijke op een aansluiting.

(Eng.; verandering) Het naspel in een kleur die nog niet eerder gespeeld is.

switch - zelfstandig naamwoord uitspraak: switsj 1. schakelaar ♢ je moet de switch nog omzetten, het apparaat staat uit 2. overstap, omschakeling ♢ het was een hele switch voor Maroussia toen ze in een...

schakelaar

Switch - Afkorting van System Which Incorporates Trading Choices, het handelssysteem van de optiebeurs in Amsterdam.

(1) Schakelaar. Een apparaat, dat een stroomkring opent of sluit of de stroom in een bepaalde richting stuurt. (2) Wissel. Een programmeertechniek, waarbij door middel van een sprongopdracht een keuze uit verschillende verwerkingsvolgorden kan worden gemaakt op grond van de inhoud van de sprongopdracht zelf of de inhoud van een bepaalde geheugenpos...

(de, -en), (uitspr. E: switsj), contactsleuteltje van auto of bromfiets. Bij DWTis een bos sleutels gedeponeerd, het kan o.a. een auto of bromfiets switch zijn (Honda) (DWT 19-3-1981). - Etym.: Es. = o.m. schakelaar; ‘to switch’ = o.m. omdraaien.

I. 1. teentje; roede; karwats; 2. wissel [v. spoorweg]; 3. stroomwisselaar, (om)schakelaar; 4. valse vlecht of haarbos; 5. slag, tik; II. 1. uitkloppen; slaan, ranselen; 2. (plotseling) draaien, wenden, richten; op een ander spoor brengen; 3. omschakelen; switch off, uitdraaien [el. licht]; uitschakelen, afzetten; fig op iets anders brengen, afleid...

vr. Eng., rad. schakelaar.