Wat is de betekenis van Stuiting?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Stuiting

v. (-en), het stuiten; inz. tegenhouding, beletting, verhindering: een fonds tot voorkoming en stuiting van runderpest; akte van stuiting, met betr. tot de voltrekking van een huwelijk; de stuiting der verjaring door een der hoofdelijke schuldeisers.

2025-07-16
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Stuiting

(1), van verjaring; (2) van een huwelijk, rechtsmiddel waarmee de officier van Justitie of bepaalde personen op bepaalde gronden welke óf een wettig huwelijksbeletsel opleveren, óf het voorgenomen huwelijk ongewenst doen zijn, verzet kunnen doen tegen het voorgenomen huwelijk. De ambtenaar van de burgerlijke stand weigert na S. de vol...

2025-07-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

stuiting

v. (het stuiten, inz. in bet. 1): van het kwaad; rechtst. de stuiting der verjaring door een der schuldeisers.

2025-07-16
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Stuiting

A) Ned. recht. 1° Stuiting van een huwelijk. Dit is het zich verzetten tegen de voltrekking van een huwelijk, wanneer dit in strijd zou zijn met de bepalingen der wet. Tot deze stuiting zijn bepaalde personen bevoegd in bepaalde gevallen. Dit zijn: 1° Degene, die met een der partijen gehuwd is, alsook de kinderen uit dit huwelijk, op grond...

2025-07-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

stuiting

v. (-en) het stuiten: de van het kwaad; de der verjaring door een schuldeiser.

2025-07-16
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)