Wat is de betekenis van stuf?

2024-04-20
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

stuf

stuf - Zelfstandignaamwoord 1. gum, vlakgom stuf - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stuffen ♢ Ik stuf 2. gebiedende wijs van stuffen stuf! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stuffen ...

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

stuf

stuf - zelfstandig naamwoord 1. stukje rubber waarmee je iets kunt uitvegen ♢ met een stufje kun je de lijn weer uitvegen Zelfstandig naamwoord: stuf het stuf het stufje Synoniemen gum, vlakgo...

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Stuf

o., vlakgom, gomelastiek.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

stuf

gew.: een stukje stuf, vlakgom.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

stuf

o. vlakgom, gomelastiek.

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

stuf

o., vlakgom.

2024-04-20
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Stuf

Stuf - o. vlakgom, gomelastiek.