Wat is de betekenis van stuf?

2025-07-15
Prisma Fries Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Stuf

o., vlakgom, gomelastiek.

2025-07-15
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

stuf

stuf - Zelfstandignaamwoord 1. gum, vlakgom stuf - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stuffen ♢ Ik stuf 2. gebiedende wijs van stuffen stuf! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stuffen ...

2025-07-15
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

stuf

stuf - zelfstandig naamwoord 1. stukje rubber waarmee je iets kunt uitvegen ♢ met een stufje kun je de lijn weer uitvegen Zelfstandig naamwoord: stuf het stuf het stufje Synoniemen gum, vlakgo...

2025-07-15
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

stuf

gew.: een stukje stuf, vlakgom.

2025-07-15
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

stuf

o. vlakgom, gomelastiek.

2025-07-15
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

stuf

o., vlakgom.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Stuf

Stuf - o. vlakgom, gomelastiek.