Wat is de betekenis van stud?

2024-04-27
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

stud

(zelfstandig naamwoord) [alg.] dekhengst - Zwart leren jasje, vetkuif en su?de schoenen. De dekhengst van de jaren '50.

2024-04-27
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

stud

1) (1995) (< Eng.) erg viriele man; dekhengst*. • Hij schijnt ook nog waanzinnig mooi te zijn, maar ze heeft hem nog niet geshowd, deze ‘stud’ uit duizenden. (Lydia Rood: Zij haar zin. 1996) • Vlak naast haar staat een stud met zijn broek uit die gepijpt wordt door een meisje. (Charlie Hédo: Swingen is geen partnerr...

2024-04-27
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Stud

[Am. = lett. dekhengst; slang] van zichzelf overtuigde vrouwenversierder.

2024-04-27
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

stud

I. 1. tapeinde, nok; knop(je); overhemdsknoopje; beslagnagel; 2. het knoopje steken in (door); (met knopjes) beslaan, bezetten of versieren; studded with, dicht bezet met; bezaaid met; II. stoeterij; (ren)stal.

2024-04-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Stud

m. (-s), gemeenzame afkorting van student.

2024-04-27
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

stud

afk. v. studiosus, z. d. w. studax, m. student, blokker.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

stud

m. studs (afkorting van student); gmz.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

stud

(stut) m. (-s) verkorte vorm van student.