Wat is de betekenis van strengen?

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

strengen

strengen - Werkwoord 1. verbinden strengen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord streng Woordherkomst afgeleid van streng met het achtervoegsel -en

2024-04-28
Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

strengen

Touwdeel van ineengeslagen garens.

2024-04-28
Jargon & Slang van Soldaten

Marc De Coster (2017)

Strengen

Strengen - je moet niet over de strengen slaan: je moet geen gekke dingen doen,je moetje boekje niet te buiten gaan (Ned.-Indië). Volgens de voorschriften vande artillerie moesten de paarden tussen destrengen blijven. Indien een paard over destrengen sloeg, dan kon het niet goed vooruitkomen. Strietsen iets ritselen; met dit doel ergens rondlopen....

2024-04-28
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Strengen

zijn stevige touwen (soms kettingen), waarmee het tuig van het paard wordt bevestigd aan het werktuig, dat moet worden getrokken.

2024-04-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Strengen

v., strangje, stringje.

2024-04-28
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Strengen

aanspannen.

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Strengen

I. STRENGEN (strengde, heeft gestrengd), (veroud., nog gew. in Z.-Ned.) tot strengen winden. II.STRENGEN (strengde, heeft gestrengd), 1. (w. g., overg.) stijf aanhalen, straktrekken; 2. (onoverg.) strenger worden, van of ten opzichte van het weer of de koude : (spr.) als de daagjes lengen, gaan de nachtjes strengen.

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

strengen

strengde, h. gestrengd (den. van streng = koord: strak aanhalen).

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

strengen

(strengde, heeft en is gestrengd), (weer, kou) strenger worden: (spr.) als de dagen lengen, gaan de nachten —.