Wat is de betekenis van stouterik?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

STOUTERIK

m. (-en), 1. (Zuidn.) kloekmoedig of ondernemend persoon; 2. ondeugend kind: kleine, kleine stouterik, zoudt gij moeder tergen? (uit een liedje).

2025-07-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

stouterik

stouterik - Zelfstandignaamwoord 1. kind dat ondeugend is (kan zowel ernstig als vertederend worden gebruikt) 2. (verouderd) iemand die gevaar niet uit de weg gaat Woordherkomst afgeleid van stout met het achtervoegsel -erik Synoniemen [1] deugniet [2] durfal

2025-07-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

stouterik

m. (-en) hij die stout (I 3) is.

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Stouterik

Stouterik - m. (-en), stouterd.

2025-07-16
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)