Wat is de betekenis van stipt?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

stipt

stipt - Bijvoeglijk naamwoord 1. precies op tijd komend Het is vreemd dat hij er niet is, want hij is altijd zo stipt. 2. nauwgezet. Stipte naleving hiervan is vereist. stipt - Bijwoord 1. met grote precisie ...

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

stipt

stipt - bijvoeglijk naamwoord 1. zonder afwijkingen naar boven of beneden ♢ zij is altijd stipt op tijd Bijvoeglijk naamwoord: stipt ... is stipter dan ... de/het stipte ... Synoniemen exact,...

2024-04-26
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

stipt

In tijdsbep.: om 15 uur stipt, precies om 15 uur; stipt op uur, stipt op tijd Een man, niet van de jongste meer, verliet zijn flatje elke middag stipt drie uur, Bond 27/8/1976, p. 3. Hij moet dus zeer stipt op uur uit Jette vertrekken, Gentenaar 19/4/1977. Vandaag trekt de gidsenbond langs de Keizer- en St.-Lievenspoor...

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Stipt

adj. & adv., krekt, pront, gestipt; — naar de letter der wet, wettich, wettysk.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

STIPT

bn. bw. (-er, -st), 1. nauwgezet, precies: hij is stipt in alles; het is een stipt mens; — bw.: iets stipt uitvoeren; een bevel stipt nakomen; — zonder enige afwijking: stipt op tijd; 2. nadrukkelijk, uitdrukkelijk: een stipt bevel; hij stond er stipt op dat het vonnis zou worden uitg...

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

stipt

bn., bw. (precies, nauwgezet): stipt op tijd zijn; stipt gehoorzamen.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

stipt

bn. en bw. (-er, -st) [stip] in geen enkel punt afwijkend: -e plichtsbetrachting; het reglement onderhouden; op tijd. Syn. ➝ juist.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

stipt

bn. en bw. (-er, -st), 1. nauwgezet, precies; 2. nadrukkelijk,uitdrukkelijk.