Wat is de betekenis van stinker?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

STINKER

STINKERD, m. (-s), 1. iem. die stinkt; 2. iets dat stinkt; inz. als volksn. voor versch. planten; — (Zuidn.) marollenkaas, Brusselse kaas; 3. (gemeenz.) aars: in zijn stinkerd zitten, in angst, benauwdheid; 4. deugniet, gemene vent, inz. als scheldwoord: grootse stinkerd; lelijke stinkerd; — 5. (bilj.) slechte bal...

2025-07-16
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

stinker

1) (17e eeuw) (sch.) aars. Vandaar: in zijn stinker(d)* zitten. • Stinken nu is een vuilen stank van sig geeven ... hier van een stinkerd, het aars gat ...: het beteekend ook een vuile saak: dat sal een geweldige stinkerd geeven enz. (Winschooten: Seeman, behelsende een grondige uitlegging van de Neederlandse Konst- en Spreekwoorden, voor soo...

2025-07-16
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Stinker

(Barg.) misstoot op het biljart; slechte bal

2025-07-16
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

stinker

slechte bal; misstoot (op 't biljart).

2025-07-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

stinker

('stinkər) m. (-s) hij die stinkt.

2025-07-16
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

stinker

stinker, - m., (argot) misstoot op het biljart; slechte bal.

2025-07-16
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-16
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)