Wat is de betekenis van spuiter?

Het begrip spuiter heeft 2 verschillende betekenissen: 1) iemand die iets spuit. iemand die iets spuit. Zie de onderstaande woordfamilie en de specifiekere subbetekenissen. 2) iets wat spuit. iets wat spuit; een voorwerp dat spuit. Zie de onderstaande woordfamilie en de specifiekere subbetekenis.

(1990+) (med.) slagaderlijke bloeding. • (Riemer Reinsma: Neologismen. 1999) • Ik haalde voorzichtig de kompressen weg, te beginnen bij de plekken waar een bloeding het waarschijnlijkst was. De buikholte was schoon — geen spuiter. (Abraham Verghese: De heelmeesters. 2011) • 'Slagaderlijke bloeding,' zei Rizzoli. Maura kon al...

(de, -s) grappenmaker, grapjas, guit, olijkerd. Ook burgemeester Jef Kersemans van Oud-Turnhout betuigde zijn medeleven. ‘Ik kende Eric wel een beetje. Hij was een echte spuiter, een zwanzer.’ - LN, 07-10-2002.

Grappenmaker, grapjas, olijkerd, guit; vaak ook in toep. op iem. die heel wat kattekwaad uithaalt: deugniet, kwajongen, snuiter; haantje-de-voorste . De spuiters van het kantje lieten niet na er een wijsje op te rijmen dat spoedig op de draaiorgels in de danszalen overgenomen werd, VAN LOOY 1945, 64. Hij was bij machte om het klasje aan ’t l...

m. (-s), 1. die spuit. 2. (Zuidn.) grappenmaker. 3. soort van spuisluis. 4. spuitende petroleumbron.

m. (-s), 1. iemand die spuit; druggebruiker; 2. spuitende petroleumbron (e); 3. opening in een waterkering waardoor het water binnenspuit. (e) Vroeger traden spuiters op wanneer een oliehoudende laag die onder hoge inwendige druk stond, werd aangeboord. Tegenwoordig boort men de olielaag zo voorzichtig aan, dat geen olie door ongebreideld spuit...

...