speet
speet - Werkwoord 1. onpersoonlijke verleden tijd van spijten speet - Werkwoord 1. enkelvoud tegenwoordige tijd van speten 2. gebiedenwijs van speten
Wiktionary (2019)
speet - Werkwoord 1. onpersoonlijke verleden tijd van spijten speet - Werkwoord 1. enkelvoud tegenwoordige tijd van speten 2. gebiedenwijs van speten
Jozef Verschueren (1930)
(spe:t) v. (speten; -je) [nieuw enk. gevormd naast speten, mv. en speetje, vklw. van spit] 1. hout om iets aan te rijgen nl. a. twijgje waaraan men eetwaren, inz. gerookte of gedroogde vis rijgt: paling aan een steken. b. roede waaraan de kaarsenmaker een aantal pitsnoeren rijgt. 2. spaan: een -je boter,
J.H. van Dale (1898)
SPEET - v. (speten), werktuig om te spitten, spaan; — wat afgespeet is (b. v. afgespete boter); stokje, pen waaraan paling, bokking enz. geregen wordt.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: