Wat is de betekenis van Sourd?

2025-07-17
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Sourd

I. doof; dof; heimelijk, verborgen; stemloos [medeklinker]; sourd aux prières, doof voor smekingen; sourd comme un pot, zo doof als een pot (een kwartel); II. dove; autant vaut parler à un sourd, dat is aan dovemans deur geklopt; crier comme un sourd, uit alle macht schreeuwen; il n’est pire sourd que celui qui ne veut pas enten...