Wat is de betekenis van soeplepel?

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

soeplepel

soeplepel - Zelfstandignaamwoord 1. (huishouden) grote, diepe lepel waarmee soep opgeschept wordt, soepopscheplepel, opscheplepel 2. (huishouden) lepel waarmee soep gegeten wordt 3. de hoeveelheid die in een soeplepel past neem twee soeplepels suiker Woordherkomst samenstelling va...

2024-04-28
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

soeplepel

(NL) eetlepel Uit de kast, tussen de kromme metalen buisjes, de rubberperen, haalt zij een flesje met een blanco etiket. ‘Daarvan neem je elke morgen een lepel, voor je eet. En je komt terug, nu donderdag. Een goede soeplepel op je nuchtere maag, en dan loopt het donderdag af als niets.’ (Hugo Claus, De metsiers) Belgisc...

2024-04-28
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

soeplepel

(de, -s) in België vaak: eetlepel [in Nederland vaak: grote lepel om soep uit te scheppen] Je kan de kreeften levend kopen en zelf koken (in 3 l water, 3 dl droge witte wijn, 250 gr schoongemaakte uien, 125 gr bleekselder, soeplepel zout, peper, mespunt cayennepeper, laurierblad en 2 takjes tijm). - LN, 01-02-2003.

2024-04-28
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

soeplepel

soeplepel - Tafelgerei bestaande uit een komvormige schep aan een steel, voor het nuttigen van soep uit een soepbord. Gebruik 'bouillonlepels' voor soortgelijk maar kleiner tafelgerei met ronde kom, voor het eten van bouillon of heldere soep.

2024-04-28
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

soeplepel

Lepel waarmee soep gegeten wordt, eetlepel; vaak ook als maataanduiding in kookboeken e.d. Voor ongeveer 13 pannekoeken: ... 1 soeplepel olie (om de pannekoeken krakend te maken), Koken ± 1968, 251. Werk onder dit deeg een soeplepel fijngesneden gekonfijt fruit, Vrouw en Wereld febr. 1974, p. 13. Twee soeplepels braadsaus, ...

2024-04-28
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SOEPLEPEL

m. (-s), grote, diepe lepel waarmee soep opgeschept wordt.

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

soeplepel

m. soeplepels (grote, diepe lepel met lange steel, om soep op te scheppen; lepel om soep te eten).

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

soeplepel

('soep) m. (-s) grote lepel met lange steel om soep op te scheppen.