Wat is de betekenis van SNEB?

2024-04-29
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

snèb

(zn) snavel LC.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SNEB

v. (-ben) Snebbe.

2024-04-29
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Sneb

snebbe, 1) snavel; 2) voorste deel, puntige ram-voorsteven v. schepen, voornamelijk v/d schepen u/d Rom. tijd.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

sneb

(snep) v. (-ben; -je) 1. Eig. snavel. Syn. → bek. 2. Metf. blok met punten aan een schip, om een ander in de grond te boren, inz. bij schepen uit de Romeinse tijd. 3. Metn. [van 21 schip met een sneb.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

SNEB

SNEB - (-ben), SNEBBE, v. (-n), snavel; (zeew.) galjoen, voorste punt van een schip, voorsteven; schip met eene sneb; de scheepssnebben, de volkstribune bij de oude Romeinen. SNEBJE, SNEBBETJE, o. (-s).

2024-04-29
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Sneb

zie Bek.

2024-04-29
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Sneb

Sneb, v. (-ben), snavel; (zeew.) galjoen, voorste punt van een schip, voorsteven; de scheepssnebben, de volkstribune bij de oude Romeinen. *-AAL, m. (...alen), aal met puntigen kop. *-BIG, bn. (-er, -st), snippig. *-SCHUIT, v. (-en), vaartuig met een puntigen voorsteven.