snèb
(zn) snavel LC.
John Kooy (1933)
snebbe, 1) snavel; 2) voorste deel, puntige ram-voorsteven v. schepen, voornamelijk v/d schepen u/d Rom. tijd.
Jozef Verschueren (1930)
(snep) v. (-ben; -je) 1. Eig. snavel. Syn. → bek. 2. Metf. blok met punten aan een schip, om een ander in de grond te boren, inz. bij schepen uit de Romeinse tijd. 3. Metn. [van 21 schip met een sneb.
J.H. van Dale (1898)
SNEB - (-ben), SNEBBE, v. (-n), snavel; (zeew.) galjoen, voorste punt van een schip, voorsteven; schip met eene sneb; de scheepssnebben, de volkstribune bij de oude Romeinen. SNEBJE, SNEBBETJE, o. (-s).
I.M. Calisch (1864)
Sneb, v. (-ben), snavel; (zeew.) galjoen, voorste punt van een schip, voorsteven; de scheepssnebben, de volkstribune bij de oude Romeinen. *-AAL, m. (...alen), aal met puntigen kop. *-BIG, bn. (-er, -st), snippig. *-SCHUIT, v. (-en), vaartuig met een puntigen voorsteven.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: