Wat is de betekenis van snapper?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SNAPPER

m. (-s), 1. mond: houd je snapper dicht; 2. babbelaar ; 3. holle dop voor het maken van snapkoppen.

2025-07-16
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

snapper

Het begrip snapper heeft 2 verschillende betekenissen: 1) baarsachtige zoutwatervis. baarsachtige zoutwatervis behorende tot de Lutjanidae of snappers; snapperachtige vis; ook: rode snapper; red snapper. Het meervoud verwijst naar de gehele vissenfamilie en hoewel er vele soorten zijn, wordt vaak de rode snapper (red snapper) bedoeld....

2025-07-16
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

snapper

(1925) (Barg.) mond. Volkse syn. voor mond: babbel*; bakhuis*; bakkes*; bek*; boterhammenschuif*; boterschuif*; brievenbus*; broodmolen*; eethoek*; eetsalon*; eetklep*; eetplaats*; eetwerk*; gebbe*; gieber*; gleuf*; gofferd*; grabbel*; hapsnap*; kakelaar*; kakement*; klep*; klepper*; kuchmolen*; kwebbel*; kwek*; kwekker*; laadklep*; lazarusklep*; m...

2025-07-16
Culinair van a tot z

Peter Joh. M. Zuidweg (2016)

snapper

Een van de fijnste Amerikaanse vissoorten met en vet, wit en smakelijk visvlees. Wordt o.a. gevangen in de Golf van Mexico en aan de kusten van Florida. Het meest geschikte gewicht is ca. 3½ kg en wordt bij voorkeur gebakken bereid.

2025-07-16
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

snapper

babbelaar.

2025-07-16
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Snapper

s., snapper, snaphâns.

2025-07-16
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Snapper

of dopper, korte metalen staaf, aan het einde van een uitholling voorzien, voor het vormen van klinknageldoppen.

2025-07-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

snapper

m. snappers (babbel).

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

snapper

('snappər) m. (-s) hij die snapt inz. (I 2).