slordig
slordig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: slor-dig 1. onverzorgd, niet zorgvuldig ♢ hij heeft een slordig kapsel 2. niet precies ♢ hij verdient zo'n slordige 3000 gulden per maand Al...
Muiswerk Educatief (2017)
slordig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: slor-dig 1. onverzorgd, niet zorgvuldig ♢ hij heeft een slordig kapsel 2. niet precies ♢ hij verdient zo'n slordige 3000 gulden per maand Al...
Dr. E. Schröder (1980)
Uitgegaan moet worden van het zelfstandige naamwoord slord: lap, vod, flard. Hierbij horen ook slors dat: slons, vuilpoets betekent, sloor met dezelfde betekenis en de bijvoeglijke naamwoorden slorig en slorzig. Al deze woorden vertegenwoordigen begrippen als: onordelijk, haveloos, niet met zorg onderhouden, onachtzaam, morsig, vuil en wat daarmee...
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj. & adv., sloarderich, sloardich, slof, sleau, rûch, flapsk, fodderich, flodderich, slobberdoezich, rûzebroekerich, rompslompich, skodderich, rûchhouwerich; er — uitziend, slobberich; — werken, rûchbûtse, rûchhouwe; — werkend persoon, rûchbûtser, r&...
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), 1. (van personen met betr. tot hun kleding en van kleding) niet verzorgd, niet netjes ; onordelijk; haveloos : hij is altijd zo slordig in de kleren ; een slordig overhemd; 2. onachtzaam of onordelijk in zijn werk of in zijn gedragingen : een slordig en lui schepsel; iets slordig behandelen, afmaken;...
M. J. Koenen's (1937)
I. bn. (1 niet met zorg aangetrokken, niet goed onderhouden; met verwaarloosde kleding; niet netjes, onordelijk; 2 onachtzaam of onordelijk in zijn werk; 3 de sporen dragend van onachtzaamheid of zorgeloosheid; 4 van meer dan behoorlijke grootte; dik, flink): 1. slordige kleding; 2. een slordige huisvrouw; een slordig schepsel; 3. een slordige boel...
Jozef Verschueren (1930)
('slordəch) bn. en bw. (-er, -st) [sloor] 1. haveloos, onordelijk : een -e vrouw; een jak; haar. 2. zonder de nodige oplettendheid of zorg: te werk gaan. Syn. ➝ achteloos. 3. getuigend van het slordig zijn: werk, schrift. 4. dik, flink : een -e som gelds; een -e duizend gulden.
T. Pluim (1921)
van Jt oude slorde = vod, en als bijv. nw. óók slordig; afl. van sleuren: wat over den grond sleept.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: