Wat is de betekenis van SLOKKEN?

2024-04-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Slokken

v., slokke, swolgje.

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SLOKKEN

(slokte, heeft geslokt). 1. slikken, doorzwelgen ; 2. inz. gulzig slikken, gulzig eten; 3. (gew. in Z.-Ned.) drank gebruiken, borrelen.

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

slokken

slokte, h. geslokt (slikken, inz. gulzig slikken): de hond was aan ‘t slokken.

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

slokken

'slokkən) (slokte, heeft geslokt) 1. Gew. slikken 2. Inz. gulzig slikken, eten : als een hond. Syn. ➝ dineren.

2024-04-28
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Slokken

van den Germ. wt. sluk (= sloek), Idg. slug = verslinden; eig.: door het keelgat, den strot laten gaan; vgl. bijv. het Nederduitsche sluk = strot. Het z.nw. slok (een slok water) bet.: zooveel als men in één keer kan slokken.

2024-04-28
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-04-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

SLOKKEN

SLOKKEN - (slokte, heeft geslokt), slikken, doorzwelgen. SLOKKING, v. het slokken.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)