van den Germ. wt. sluk (= sloek), Idg. slug = verslinden; eig.: door het keelgat, den strot laten gaan; vgl. bijv. het Nederduitsche sluk = strot. Het z.nw. slok (een slok water) bet.: zooveel als men in één keer kan slokken.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk