Wat is de betekenis van slapeloos?

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

slapeloos

slapeloos - Bijvoeglijk naamwoord 1. zonder slaap over slapeloze nachten zijn boeken vol geschreven Woordherkomst afgeleid van slaap met het invoegsel -e- met het achtervoegsel -loos Verwante begrippen slapeloosheid

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Slapeloos

adj. & adv., sliepeleas.

2024-04-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Slapeloos

bn. bw., zonder slaap, van slaap beroofd: slapeloze nacht, nacht waarin men de slaap niet kan vatten; de nacht slapeloos doorbrengen.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

slapeloos

1. bn. (v. d. nacht, e. tijd: zonder slaap doorgebracht): een slapeloze nacht; 2. bw. (zonder slaap, zonder te slapen): de nacht slapeloos doorbrengen.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

slapeloos

('sla:pəlo:s) bn. (...loze) en bw. zonder slaap : ...loze nachten; de nacht doorbrengen.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

SLAPELOOS

SLAPELOOS - bn. bw. zonder slaap, van slaap beroofd : slapelooze nacht, nacht waarin men den slaap niet kan vatten: Jacob Cats’ gedachten in slapelooze nachten ; den nacht slapeloos doorbrengen. SLAPELOOSHEID, v.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)