Wat is de betekenis van simulator?

Apparaat dat met behulp van geavanceerde digitale techniek een racesituatie kan nabootsen. Er zijn Formule 1-coureurs die nooit in een Formule 1-auto zitten. Die nooit op een circuit komen, geen handtekeningen hoeven uit te delen en elke avond in hun eigen bed slapen. Het zijn de sim-drivers, simulatorcoureurs. Bijna elk team heeft er een of meerde...

simulator - Zelfstandignaamwoord 1. systeem dat een situatie of werking kan simuleren (nabootsen) Woordherkomst Naamwoord van handeling van simuleren met het achtervoegsel -ator

[modern Lat.] 1 wie simuleert; 2 toestel dat een werking of situatie nabootst (bijv. van een vliegtuig in vlucht ten behoeve van de opleiding van piloten) (zie linktrainer); 3 toestel dat menselijk gedrag of een menselijke functie nabootst.

toestel dat een gedrag of situatie nabootst

Simulator Een systeem of programma, dat wordt gebruikt om bepaalde gedragskenmerken van een fysisch of een abstract systeem na te bootsen.

Toestel waarmee een situatie of werking (bijv. van een vliegtuig) ten behoeve van de opleiding van leerlingen wordt nagebootst. De simulator (van de SABENA) bestaat in hoofdzaak uit een cockpit met alle instrumenten zoals in een echt vliegtuig. STANDAARD 23.1.1974 De simulator voor DC-10 wordt geplaatst op een platform dat hydraulisch bewogen word...

simulant.

ōris, m. 1. nabootser, figurae, Ov. 2. overdr., huichelaar, meester in de veinzerij, ook c. gen. (in iets), Sall.

...