Wat is de betekenis van shortcut?

2025-07-16
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

shortcut

(zelfstandig naamwoord) [alg.] afsnijding, binnendoortje, doorsteek; kortste route, snelste weg - Ik ken een doorsteek, hobbelig, maar het scheelt ons wel 3 minuten! - Logisch dat een ambulance bij noodgevallen de snelste weg neemt. [ict.] snelkoppeling - Vraagje: als het mogelijk is om met een snelkoppeling te doen wat nodig is, waarom zou je...

2025-07-16
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-16
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)