Wat is de betekenis van schuur?

2024-04-30
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

schuur

Het begrip schuur heeft 2 verschillende betekenissen: 1) bedrijfsgebouw bij een boerderij. gebouw dat deel uitmaakt van de bedrijfsgebouwen van een landbouwbedrijf en dat in hoofdzaak bestaat uit een enkele grote ruimte die dient voor het bewerken en bewaren van geoogste gewassen, vaak ook voor het stallen van landbouwvoertuigen; ook: zo...

2024-04-30
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

schuur

1) (1991) (Maastricht) (stud.) horecagelegenheid. • (Albert Gillissen & Paul Olden: Het eerste Nederlandse Studentenwoordenboek. 1991) 2) (1999) (inf.) mond. Syn.: schuurdeur*. • Schuur. zn.v. grote mond. Als er iemand geeuwt zonder z'n hand voor de mond te houden, zegt men: Do-d-a scheurpout ma to, joeng! (H. Diddens:...

2024-04-30
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

schuur

schuur - zelfstandig naamwoord 1. eenvoudig gebouw bij een huis om spullen in op te bergen ♢ de fietsen staan in de schuur 1. het walletje moet bij het schuurtje blijven [je moet niet overdrijven] ...

2024-04-30
Molenwoordenboek

B.D. Poppen (2000)

Schuur

In de Zaanstreek is een pelmolen meestal voorzien van een aangebouwde schuur, die verdeeld is in kassen.

2024-04-30
Dromen encyclopedie

Fink (1998)

Schuur

Het huis (zie ‘Huis’) waar de voorraden worden opgeslagen. De schuur symboliseert de instinctieve, maar ook de geestelijke energie. Wanneer de schuur leeg is, dan hebben we op dit ogenblik in het dagelijkse leven niet veel te verwachten. Staat de schuur vol met spullen, dan is ook onze kassa goed gevuld en kunnen we ons een aangenaam le...

2024-04-30
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

schuur

(de), (ook:) voorwerp of materiaal waarmee iets schoon of glad geschuurd kan worden: zie potteschuur, fijne en groffe schuur. -: fijne schuur, 1. staalwol. 2. fijne pannespons. 3. (niet alg.) fijn schuurpapier. ( ) 't [klemmend raam] gaat opengaan, zeker, zeker. .. 'k ga 't vetten, vooral die hengsels... en dan was ik 't dal...

2024-04-30
Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

SCHUUR

(Fr.: skuorre). Groot gebouw, deel van een boerderij. Dient voor het bewaren van de geoogste veldvruchten; ook zijn hier meest de stallen voor koeien en paarden ondergebracht. Bij een bepaalde vorm van boerderij (stelp) is ook de woning in de S. gebouwd. zie Boerderij, Stal. Schuurreed (Fr.: skuorreed). Deel. Inrit voor geladen oogstwagens bij de...

2024-04-30
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Schuur

s., skuorre; kleine op zichzelf staande houten —, berch; -tje bij boerderij of huis, hok (it).

Wil je toegang tot alle 19 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-30
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)