Wat is de betekenis van schuchter?

2024-04-27
AI woordenboek

ChatGPT (2023)

schuchter

"schuchter" is een bijvoeglijk naamwoord dat wordt gebruikt om iemands gedrag of houding te beschrijven. Het betekent dat iemand verlegen, timide of terughoudend is in sociale interacties. Een schuchter persoon voelt zich vaak ongemakkelijk bij het uiten van zijn emoties of in nieuwe situaties en kan de neiging hebben om zich terug te tre...

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

schuchter

schuchter - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: schuch-ter 1. onzeker tegenover anderen ♢ zij is altijd erg schuchter, bang om de aandacht te trekken Bijvoeglijk naamwoord: schuch-ter ... is schuchterder dan ......

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Schuchter

adj. & adv., skruten, skrutel, mijen(d), heamel, skrikkel, têd.

2024-04-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Schuchter

bn. bw. (-der, -st), bevreesd de aandacht te trekken of zich te vertonen, schroomvallig, bedeesd : een schuchter meisje ; een schuchtere blik ; schuchtere bewondering; — (bw.) met schroom : schuchter rondkijken ; schuchter vragen.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

schuchter

bn., bw.; schuchterder, schuchterst (schroomvallig, bedeesd): een schuchter meisje; zij keek schuchter voor zich.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

schuchter

('schuchtər) bn. en bw. (-der, -st) [schuwen] 1. bang de aandacht te trekken, zich te doen gelden : een -e jongen; kioken. 2. getuigend van het schuchter zijn : een glimlachje. Syn. ➝ angstvallig.

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Schuchter

bn. en bw. (-der, -st), schroomvallig, bedeesd: een schuchter mens; (bw.) met enige schroom: schuchter rondkijken.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Schuchter

is een afl. van schuwen; bang voor iets zijn.