Wat is de betekenis van schizo?

2024-04-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

schizo

1) (1980+) (inf.) schizofreen persoon. • En voor de absolute fijnproever is er shizo-soep. Dat is bloed van highe shizo's. (Hans Plomp: Open inrichting. 1985) • Obscure types die nooit iets zeiden, schizo's, gekken, scholieren en psychopaten in de dop. (Bert Hiddema: Scheuren in het asfalt. 1985) • Schizo, iemand die buitengewoon r...

2024-04-28
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

schizo

afkorting van schizofreen (persoon): iemand die elk gevoel met de realiteit verloren heeft, die zich vervreemd voelt of verscheurd; persoon die lijdt aan een splijting van de persoonlijkheid. Ook gebruikt als bijvoeglijk naamwoord. ‘De gelukkige schizo’ is een documentaire over Gerrit Komrij. Obscure types die nooit iets zeiden, schizo&...

2024-04-28
Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Schizo

Schizo - informele verkorting van schizofreen. Schizo word je daarvan als je erop ingaat. Bert Hiddema: Ik loop, 1982 ‘Schizo ben je,’ zei de dikke tevreden. Pamela Koevoets: Schaduwboksen, 1995

2024-04-28
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Schizo

[verkorting van schizofreen] schizofreen.