Scheik
zie: sjeik
M. J. Koenen's (1937)
m. scheiks (Arab. oude man, grijsaard, titel inz.: oudste, hoofd van een stam): de machtige scheik der Senoussi; scheik is minder juiste schrijfw.; zie sjaich en seh.
J.H. van Dale (1898)
Scheik - SJEIK, SJEICH, SJECH, m. (-s), eig. grijsaard, oud man; hoofd van een Bedoeïnenstam; (ook) geleerde, leeraar; scheik oei Islam, hoogste priester in Turkije, als zoodanig lid van het ministerie.
I.M. Calisch (1864)
scheik - sjeik, cheik, o. (scheiks, sjeiks, cheiks), aanvoerder; (ook) vorst der arabische of hindoesche stammen
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: