Wat is de betekenis van schaapskop?

2024-04-23
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

schaapskop

(19e eeuw) (scheldw.) dom iemand. Ook wel in de vorm: schapenkop. Schaapshoofd vinden we al terug in het werk van Vondel en Potgieter. Syn.: apenkop. • "Gezegd heeft hij eigenlijk niets; hij was over 't geheel zeer kalm en zei eindelijk alleen: jou schaapskop!" — Ja, dacht ik ook: jou schaapskop! (De Gids. 1868. Deel 2) • schoapek...

2024-04-23
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

schaapskop

dom mens. Vgl. apenkop ‘Jullie werk kijk ik vannacht na, reken daarop en, driedubbel overgehaalde schaapskop, pas op dat je je best doet.’ (Aegidius W. Timmerman, Tim’s herinneringen, 1938)Als je ze dat schip had laten enteren zouden ze je rum met rust gelaten hebben, uitgekookte schaapskop! (M. Remacle, Zwartbaard en de Indianen,...

2024-04-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Schaapskop

s., skieppekop.

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Schaapskop

m. (-pen), alleen fig. voor: zeer dom, onnozel persoon.

2024-04-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

schaapskop

m.schaapskoppen (fig. Zomperd).

2024-04-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

schaapskop

m. (-pen) 1. Eig. kop van een schaap. 2. Metn. lomperd. schaapsoren ('scha:ps) mv, lamsoren

2024-04-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Schaapskop

m. (-pen), (fig.) zeer dom persoon.

2024-04-23
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)