Wat is de betekenis van sater?

2024-04-29
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

sater

Het begrip sater heeft 2 verschillende betekenissen: 1) halfgod met bokkenpoten. halfgod uit de Griekse en Romeinse mythologie, voorgesteld als een kleine, geile en plaagzieke man met hoorns en bokkenpoten. 2) wellustig persoon. wellustig persoon; wellusteling.

2024-04-29
ABC van de kunst

Douwe Brongers & Désirée Raemaekers (2004)

Sater

Ook: satyr. Mythisch wezen met het uiterlijk van een man met hoorns, poten en hoeven van een bok. Hij is de helper van wijngod Dionysos, wordt vooral geassocieerd met wellust. Zie Pan.

2024-04-29
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Sater

bosgod; wellusteling

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie supplement

Oosthoek (1972)

Sater

Ned. toneelgroep, opgericht in 1971 te Amsterdam. Sater bracht aanvankelijk politiek straattheater en behandelde onderwerpen als Vietnam, militarisering, milieu- en woonproblematiek. Sinds 1973 werkte de groep intensief samen met de Industriebond, waaruit een vorm van volkstoneel, het arbeiderstoneel, ontstond: Niks aan de hand (1973—74) en J...

2024-04-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

sater

woudgod met horings en bokspote; dronkaard; wellusteling.

2024-04-29
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Sater

veld- of woudgod met bokspoten, wellusteling

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Sater

SATYR, m. (-s), 1. halfgod uit de Griekse en Romeinse mythologie, behorend tot het gevolg van de wijngod, voorgesteld als kleine mansfiguur met kromme neus, spitse oren, puntige baard, borstelige haren, korte staart en bokspoten, geil en kwelziek van aard; 2. (fig.) een oude sater, wellusteling; 3. (nat. hist.) ben. v. e. soort van dagvlin...

2024-04-29
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

sater

m. zie satyr.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

sater

m. saters, satertje (Gr.-Lat. satyrus: bosgod, veldgod met horens en bokspoten; volgeling van Bacchus; fig. lelijk mens).