Wat is de betekenis van Sacrilegium?

2024-04-30
Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Săcrĭlĕgĭum

ĭi, n. 1. tempelroof; ook meton. = het geroofde heilige voorwerp. 2. heiligschennis.

2024-04-30
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Sacrilegium

of heiligschennis, ontering of ontwijding van heilige of aan God toegewijde personen, plaatsen, zaken of handelingen.

2024-04-30
Latijns-Nederlandsch Lexicon

Stephanus Axters (1937)

SACRILEGIUM

Heiligschennis, heiligschenderij. Sacrilegium carnale, Vleescbelijke heiligschennis. Sacrilegium locale, Plaatselijke heiligschennis. Sacrilegium personale, Persoonlijke heiligschennis. Sacrilegium reale, Zaaklijke heiligschennis.

2024-04-30
Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Sacrilegium

of kerkdiefstal. Daaronder verstaat men in de Roomsche kerk die zonde, als iemand uit een tot den godsdienst afgezonderd gebouw voorwerpen steelt, die tot den dienst van God gewijd waren. Reeds in het Decretum Gratiani wordt van het Sacrilegium melding gemaakt (c. 21 § 2. C. XVII qu. 4: Sacrilegium commititur auferendo sacrum de sacro vel non...

2024-04-30
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Sacrilegium

[Lat.], o. (-gia), heiligschennis.

2024-04-30
Wink's vreemde woordenboek

dr. Jan Romein (1906)

Sacrilegium

o. Lat., heiligschennis.

2024-04-30
Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Sacrilegium

Zie Kerkroof.

Gerelateerde zoekopdrachten