Wat is de betekenis van rumoerig?

2024-04-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

rumoerig

rumoerig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ru-moe-rig 1. wild, moeilijk te bedwingen ♢ de zee was erg rumoerig 2. met een mengsel van veel geluid ♢ de kinderen zijn erg rumoerig vandaag...

2024-04-29
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Rumoerig

druk; onstuimig

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Rumoerig

adj., rumoerich, roerich, rûzich; het gaattoe, it giet der snijsum, sneinsk troch, it giet der heislik om wei.

2024-04-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Rumoerig

bn. (-er, -st), 1. vol rumoer, met rumoer gepaard gaande. 2. rumoer makende: de kinderen zijn vandaag erg rumoerig; — (oneig.) een rumoerige bevolking, druk, (ook) licht tot opstootjes enz. geneigd; 3. onstuimig: de zee is zeer rumoerig.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

rumoerig

bn. (vol rumoer; rumoer makend, levendig, druk): e. rumoerige vergadering, rumoerige kinderen; de rumoerige zee, onstuimig.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

rumoerig

bn. en bw. (-er, -st) 1. rumoer makend, levendig, druk : een -e jeugd. 2. onstuimig : de zee is zeer -.

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Rumoerig

bn. (-er, -st), rumoer makend, levendig, druk: de kinderen zijn vandaag erg onstuimig: de zee is zeer rumoerig.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)