rotten
1) (1906) (inf.) stinken, winden laten; vandaar ook: in bed (blijven) liggen. • Rotten, stinken. (Köster Henke: De boeventaal. 1906) • De boer verdomde het om Fritz te laten weghalen of te begraven, hij verdomde het ook om het zelf te doen omdat ie te lui en te vrekkerig was, zodat Fritz dagenlang op z”n bed lag te rotten. (Ja...