Lat.: audacia (moraal-theol.), op onbezonnen wijze zich blootstellen aan gevaren, vooral aan levensgevaar. Spruit meestal voort uit een overdreven geringschatting van het leven, hoogmoed, ijdelheid of dwaasheid.
De r. is zonde, in zoover zij aanleiding geeft tot andere zonden en een tekortkoming beteekent aan de liefde, die men zich zelf verschuldigd is. R. is tegen de deugd van sterkte, door overdrijving. A.
Janssen.