Wat is de betekenis van robbedoes?

2024-04-29
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

robbedoes

wild, erg levendig kind. Voorbeelden: Hij durfde hun niets te vertellen over de verschrikkingen en de vernederingen van het voetbalveld. Elke woensdagmiddag ging hij er met een knoop in zijn maag heen, en kwam met stukgeschopte knieën weer thuis. 'Wat een robbedoes,' zei Leonoor bewonderend terwijl ze in de keuken zijn...

2024-04-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

robbedoes

robbedoes - zelfstandig naamwoord uitspraak: rob-be-does 1. wild, ruw kind ♢ ik was vroeger een echte robbedoes, ik speelde altijd buiten Zelfstandig naamwoord: rob-be-does de robbedoes

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Robbedoes

m. en v. (...zen), 1. wild, ruw mens; 2. wild, al te druk kind: ’t is zo’n wilde robbedoes van een jongen.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

robbedoes

m. en v. -doezen; wild en ruw mens, wildeman; inz. wilde, woeste, ruwe jongen, een wilde meid, wild kind.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

robbedoes

(’robbedoes) m. en v. (...doezen) wild, druk kind.

2024-04-29
Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Robbedoes

D.i. een wild kind; ook een jongen, die alles aandurft en wien het onverschillig is, wat hij doet; soms: een ruw, gehard persoon; vgl. Harreb. II, 223: Het is een wildeman of wilde Wouter, ook wel wilde robbedoes of wilde dragonder; Houben, 118; Jord. II, 290; fri. robbedoes, slordig mensch. Dit fri. woord is samengesteld uit robbe, zeehond, en doe...

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Robbedoes

v./m. (-doezen), 1. wild, ruw mens; 2. wild, bijzonder levendig kind: Arie is een robbedoes van een jongen.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Robbedoes

Robbedoes - m. en v. (...zen), een wild en al te druk kind : ’t is zoo’n wilde robbedoes van een jongen, hij ravot graag.