Wat is de betekenis van Ribbemoos?

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

ribbemoos

(1860) (ook: ribbemaus, ribbemous) (Barg.) grote, ruwe vent; krachtpatser; mannetjesputter*. Afgeleid van Jiddisch 'rebbe moos' of 'rebbe mousje': de heer Mozes, met bijgedachte aan 'sterke man'. • Koo “de kok" was een stevig gebouwd man; zooals zijn klanten het noemden: een ribbemoos, 'n mannetjesputter, die vermogens in z'n hande had,"...

2024-04-26
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

ribbemoos

koevoet, breekijzer; grote, ruwe kerel Omstreeks 1860 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, opgesteld door M. Verwoert, indertijd directeur van een gevangenis te Utrecht. Het komt hierin voor in de vorm ribbemouse en met als betekenissen ‘koevoet, breekijzer’. Vervolgens in 1879 aangetroffen in een boek van Justus van Mauri...

2024-04-26
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

ribbemoos

(< Jidd. rebbe Moisje, leidsman Mozes, die de stenen tafelen verbrijzelde), mannetjesputter, krachtige kerel: ’t Was een ribbemoos van een vent, maar een goed hart, V. MAURIK7 55.

2024-04-26
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Ribbemoos

(Bargoens) grote, ruwe vent (maar ook voor een breekijzer), mannetjesputter. Roskam kent het enkel in de betekenis van ‘breekijzer’ of ‘koevoet’. Het woord is een verbastering van het Jiddische rebbe Mousje (de heer Mozes) met bijbetekenis van ‘sterke man’.Koo ‘de kok’ was een stevig gebouwd man; zooa...

2024-04-26
Woordenboekje Nederlandse Jiddisch

H. Beem (1975)

Ribbemoos

verbasterd uit rebbe mousj e (moos); in het barg, gebruikt voor sterke, ruwe kerel en voor breekijzer; in het laatste geval waarschijnl. met associatie aan moos = geld; mousje = Mozes = Moos.

2024-04-26
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Ribbemoos

(Barg). zeer sterke vent, geweldenaar

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ribbemoos

(<Hd.), m., (Barg.) het is een ribbemoos van een vent, een grote ruwe kerel.

2024-04-26
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

ribbemoos

mannetjesputter; sterke kerel.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Ribbemoos

D.w.z. een stevige, sterke kerel, een mannetjesputter (zie no. 1472). Vgl. Amst 16: De kok was een stevig gebouwd man: een ribbemoos, 'n mannetjesputter, die vermogens in z'n hande had: Jord. 52: Sau'n lefgauser.... sau'n ribbemaus; II, 391: Hoe kon zoo'n ribbemous, zoo'n ‘krimeneele schepper’...

Gerelateerde zoekopdrachten