Wat is de betekenis van reislustig?

2024-04-28
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

reislustig

vol reislust. vol reislust; met reislust; reislust hebbend; graag reizend. Voorbeelden: Ik weet wel dat je ooit belangstelling voor aardrijkskunde had, maar je hebt je nooit reislustig getoond. Mensje van Keulen, De gelukkige, 2001 Jan Schuil is nogal reislustig. Zo heeft hij zijn ATV-dagen geclusterd en gaat in december met...

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Reislustig

bn., lust tot reizen hebbende: hij is erg reislustig.

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

reislustig

('lustəch) bn. lust tot reizen hebben.

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Reislustig

Reislustig - bn. lust tot reizen hebbende; hij is erg reislustig.

Gerelateerde zoekopdrachten