vol reislust.
vol reislust; met reislust; reislust hebbend; graag reizend.
Voorbeelden:
Ik weet wel dat je ooit belangstelling voor aardrijkskunde had, maar je hebt je nooit reislustig getoond.
Mensje van Keulen, De gelukkige, 2001
Jan Schuil is nogal reislustig. Zo heeft hij zijn ATV-dagen geclusterd en gaat in december met zijn vrouw een reis maken naar onder andere Nieuw-Zeeland.
Meppeler Courant, 1994