Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

reislustig

betekenis & definitie

vol reislust.

vol reislust; met reislust; reislust hebbend; graag reizend.

Voorbeelden:
Ik weet wel dat je ooit belangstelling voor aardrijkskunde had, maar je hebt je nooit reislustig getoond.
Mensje van Keulen, De gelukkige, 2001

Jan Schuil is nogal reislustig. Zo heeft hij zijn ATV-dagen geclusterd en gaat in december met zijn vrouw een reis maken naar onder andere Nieuw-Zeeland.
Meppeler Courant, 1994

< >