Reeden
(Van reede: gereed). Bereiden, gereedmaken, vervaardigen. Reeder:iemand, die een schip uitrust. Vroeger beteekende reeder ook fabrikant en sprak men van rolreeder: zeildoekmaker.
Dr. L.M. Metz (1937)
(Van reede: gereed). Bereiden, gereedmaken, vervaardigen. Reeder:iemand, die een schip uitrust. Vroeger beteekende reeder ook fabrikant en sprak men van rolreeder: zeildoekmaker.
J. Hagers (1910)
Reeden - het uitrusten en exploiteeren van een schip voor de scheepvaart d.w.z. voor het vervoer van personen en/of goederen.
J.H. van Dale (1898)
Reeden - (reedde, heeft gereed), bereiden, gereedmaken, vervaardigen; — uitrusten, timmeren (schepen); — (zeew.) deel hebben aan het uitrusten van een schip : hij reedt mede aan dat schip; — (fig.) reed daar niet aan, bemoei er u niet mede; — (wev.) de ketting met pap bestrijken; — (leerl.) het Ieder zijne laatste...
Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)
I.M. Calisch (1864)
Reeden, bw. gel. (ik reedde, heb gereed), bereiden, gereed maken, vervaardigen; uitrusten, timmeren (schepen); bereiden (zijde). *-, ow. (zeew.) deel hebben aan het uitrusten van een schip; (fig.) reed daar niet aan, bemoei er u niet mede. *...DER, m. (-s), die en schip uitrust of helpt uitrusten ter koopvaart enz. *...DERIJ, v. (-en), maatschap...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: