Wat is de betekenis van Rechtuit?

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Rechtuit

adv., rjochtút.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

rechtuit

bw. (in een rechte richting; fig. ronduit): loop of ga maar zonder rechts of links af te wijken; hij spreekt altijd rechtuit; met w.w. vormt rechtuit scheidbare samenst.: rechtuit gaan, enz.; de leden der onbep. wijze en der volt. deelw. worden aaneengeschreven, b.v. rechtuitkijken, rechtuitgekeken enz.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

rechtuit

(recht'uit) bw. 1. in een rechte richting, zonder links of rechts af te wijken: loop, ga maar -. 2. onbewimpeld, ronduit : spreken. Opm. Rechtuit (1) vormt met werkwoorden scheidbare samenstellingen : rechtuitgaan, ging rechtuit, is rechtuitgegaan; rechtuitkijken, -lopen, -rijden enz.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

rechtuit

bw. en bn., 1. in een rechte lijn verder: rechtuit lopen; recht naar voren: rechtuit kijken; 2. onbewimpeld; rechtuit gezegd; ik spreek altijd rechtuit, ronduit.

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Rechtuit

Rechtuit - bw. bn. in eene rechte lijn; (fig.) onbewimpeld; ik spreek altijd rechtuit, ronduit; Pietje rechtuit (elders Jantje rechtuit), waarheidlievend mensch, (ook) iemand die zijne meening in geen enkel opzicht terughoudt; — hij is een rechtuit man, die zegt wat hem op het hart ligt; — (Z.-A.) een rechtuit paal, recht, niet gebogen...

2024-04-26
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)